oudwwijk
Digitaal erfgoed

Woningnood 1948



De woningnood in Winterswijk

Nog te veel daklozen, waardoor méér inwoning noodzakelijk

Het woningprobleem in Winterswijk is, evenals overal elders in den lande,netelig.
Zo velen wachten nog op onderdak, dat het gemeentebestuur bezig huis-voor-huis in Winterswijk te doen bezoeken en onderzoeken door een controleur om na te gaan waar nog woonvertrekken beschikbaar zijn voor inwoning.
Wij hebben in verband hiermede Burgemeester Kneppelhout bereid gevonden in ons blad enige mededelingen te doen over dit moeilijke probleem.
Uit hetgeen de heer Kneppelhout hierover mededeelt blijkt wel, dat het vraagstuk van de verplichte inwoning voor alle partijen – voor hen, die woonruimte verschaffen moeten, voor hen, die ergens moeten gaan inwonen, en, last not least, voor de overheid die dit vervelende probleem te regelen heeft een moeilijk en lastig geval is.
Eén ding daarbij is duidelijk: dat van alle partijen inschikkelijkheid en een offer verlangd moet worden, om aan de nijpende woningnood het. hoofd te bieden .

Momenteel 460 aanvragen voor woonruimte.

“Hoeveel gegadigden voor woonruimte zijn er op het ogenblik?” vroegen we Burgemeester Kneppelhout.
Het antwoord luidde:
Momenteel staan 460 aanvragen genoteerd.
Naar de gezinsgrootte zijn deze aanvragen als volgt te specificeren:

65 ongehuwden
54 gezinnen man en vrouw
126 gezinnen man, vrouw en 1 kind
116 gezinnen man, vrouw en 2 kind
48 gezinnen man, vrouw en 3 kind
18 gezinnen man, vrouw en 4 kind
17 gezinnen man, vrouw en 5 kind
16 grotere gezinnen.

Het aantal werkelijk zeer dringende gevallen onder deze 460 aanvragers voor woonruimte is heel groot, zodat de overheid, die nu eenmaal belast is met de zorg voor deze mensen, niet stil kan zitten en moet ingrijpen.
Er zijn, sinds 7 April 1945, al heel wat vergunningen (ruim 900) voor samenwoning of voor een vrije woning afgegeven.
En dat zijn dan de „bekende” gevallen.
We mogen aannemen, dat er ook nog enige honderden gevallen van vrijwillige samenwoning zijn. daterend uit voorgaande jaren, die op het Gemeentehuis niet bekend zijn.

Volgens welk systeem wordt er thans gewerkt, om de „daklozen” onder te brengen?” luidde onze volgende vraag.

Het grote woningtekort is aanleiding geweest tot de bepaling, aldus de Burgemeester, dat alleen-wonenden en 2-persoonsgezinnen, later ook 3-persoons gezinnen, verplicht waren inwoners te nemen.

Van dit systeem is men afgestapt.
Een 2-persoons gezin kan immers wel erg klein behuisd zijn, terwijl grotere gezinnen soms in huizen wonen, waar méér vertrekken beschikbaar zijn dan bij het kleinbehuisde 2-persoons gezin.

De vordering van woonruimte

Thans is het dan ook zo, dat iedereen, ongeacht de gezinsgrootte, in principe tot het verlenen van inwoning verplicht is.
Het gaat alleen maar om de vraag- hoeveel vertrekken vaneen huis kunnen redelijkerwijze voor inwoning gevorderd worden

De gemeente heeft in 1948 tijdelijk een tweede woningcontroleur mogen aanstellen. Deze is in Maart, met zijn werk begonnen.
Alle woningen worden stelselmatig bezocht en gecontroleerd.
Aan de hand van dit onderzoek wordt vastgesteld, waar woonruimte over is.

Werkelijk „over” is natuurlijk zo goed als nergens woonruimte.
Het spreekt van zelf, dat een „salon” of “voorkamer ” normaal zeker geen luxe is.
Maar waar andere mensen dakloos zijn of zich op een onmenselijke wijze soms behelpen moeten, daar moet hoe onaangenaam dat ook is, zo’n kamer vaak ter beschikking kunnen komen.

De verdeling van woonruimten geschiedt overeenkomstig de woonruimtewet, waaronder we sinds l October van het vorig jaar leven.
Daarbij is de vroegere verordeningsbevoegdheid van de burgemeester overgegaan op het college van burgemeester en wethouders, dat wordt bijgestaan door een door de Raad benoemde adviescommissie van 5 leden.
De gang van zaken is nu als volgt:
Via het huisvestingsbureau komen rapporten der woningen bij de burgemeester, die deze doorzendt naar het college van B. en W. en naar de adviescommissie.

B. en W. en de adviescommissie zijn het eens met het vroeger door mij gevolgde beleid, alleen, zij hebben er enige uitbreiding aan gegeven, door de vorderingen van woningen niet te beperken tot de kleine gezinnen, maar zoals ik al opmerkte, tot alle gezinnen: niet de gezinsgrootte, maar
de grootte der woningen is doorslaggevend geworden.
Practisch gaat het nu zo, dat het huisvestingsbureau de gevallen van vordering voorbereidt. De beslissing is bij B&W, gehoord de adviescommissie.

Wordt tot vordering van woonruimte besloten, dan krijgt de belanghebbende daarvan kennisgeving en heeft hij nog gelegenheid eventuele ernstige bezwaren tegen de vordering bij de adviescommissie in te brengen.

De taak van B. en W. wordt er niet gemakkelijker door, doordat velen zich aan inwoning trachten te onttrekken, kamers worden zgn. tot kantoor gemaakt, slaapkamers moeten gereserveerd blijven voor uitwonende kinderen enz.
Het spreekt van zelf, dat B. en W. al deze gevallen op hun werkelijke noodzakelijkheid moeten toetsen.

Woningvooruitzichten allerminst rooskleurig.

Hoe zijn de vooruitzichten betreffende het woningvraagstuk ?” vroegen we verder.
„Die zijn in één woord droevig!” aldus de burgemeester.
De bewoonde huizen zijn in de regel slecht onderhouden, en de huiseigenaren zijn tot een goed onderhoud weinig genegen, vanwege de zeer hoge kosten en de lage huren, die de hoge onderhoudskosten vaak niet goed kunnen maken.
Het Rijk heeft nu wel een premie-regeling in het leven geroepen, voor verbetering van woonhuizen en eventueel voor verbouwing van één gezinswoning tot twee of meer gezinswoningen, doch de voorwaarden voor deze premieverlening zijn van dien aard, dat het zeer de vraag is, of met deze regeling op ruime schaal te werken is.
In het bijzonder is b.v. een bezwaar de voorwaarde, dat de woning na verbouwing of verbetering moet voldoen aan de eisen der bouwverordening. Dat is namelijk juist met die woningen, die het hardst verbetering nodig hebben, niet het geval.
We zien dan ook door veroudering verslechtering in feite inkrimping van de woningvoorraad, tegenover een toename der bevolking.

De nieuwbouw.

„En hoe staat het met de nieuwe bouw?” vroegen we.
„De nieuwbouw is voorlopig als een druppel op een gloeiende plaat. Natuurlijk worden er, gelukkig, weer gezinnen door geholpen, maar we lossen er voorlopig het woningtekort niet mee op.”
Aan de gemeente is een zeker „bouwvolume” toegestaan.
Volgens de financieringsregeling 1947 kon tot 1 Jan. 1948 buiten dit volume ook nog eventueel gebouwd worden, b.v. woningbouw voor industriedoeleinden.
Voor 1948 is aan Winterswijk evenwel toegestaan 87 woningen, van elk 260 kub. meter inhoud te bouwen.
Buiten dit volume van 87 x 260 kubieke meter mag dit jaar in Winterswijk niet gebouwd worden.
Wanneer dus particulieren bouwen, dan wordt hun bouwvolume in minderin gebracht op de 87 x 260 kub. meter.
En waar particulieren meestal grotere huizen bouwen, betekent dit in feite een vermindering van het aantal woningen.
Zoals de toestand thans is, geloof ik niet dat de gemeente dit jaar méér dan de 30 aanbestede woningen gereed zal krijgen.


Hoeveel nieuwe woningen heeft Winterswijk nodig om het woningtekort op te heffen ?

De wederopbouw berekende ons woningtekort in 1947 op 568.
Behalve deze 568 huizen zijn steeds nieuwe woningen voor de normale bevolkingstoename nodig.
„Wederopbouw” wil het woningtekort in 13 jaren opheffen en komt daardoor tot de volgende berekening:

Woningtekort: 568 : 13 is 44 woningen p j.
Woningen nodig voor de bevolkingstoename: 36 woningen p. j.
Totaal 80 woningen p. j.

Wij zijn het evenwel met deze cijfers niet eens.
De normale bevolkingstoename eist méér dan 36 woningen per jaar.
Van 1940 tot 1946 was de gemiddelde bevolkingsaanwas 310 zielen.
De gemiddelde gezinsgrootte in Winterswijk is 4.13.
310 : 4.13 is 75, dat wil dus zeggen, dat gemiddeld voor 75 gezinnen per jaar een nieuwe woning nodig is.
Tenminste theoretisch bezien.
In de practijk blijkt deze behoefte aan woningen wegens huwelijk, vestiging (minus vertrek en overlijden) nog groter te zijn en ligt ze bij de 87 woningen per jaar.
Het gemeentebestuur stelt zich dan ook op het standpunt, dat voor inhaling van het woningtekort en ter voorziening in de normale behoefte wegens toeneming van de bevolking nodig zijn: 44 plus 87 Is 131 woningen
per jaar.

Voor iedereen moge dus de moeilijke situatie duidelijk zijn wanneer
ik al dit cijfermateriaal nog eens als volgt samenvat:

..daklozen” 460
In aanbouw 86 woningen.
In voorbereiding 30 woningen.
Nodig per jaar 131 woningen.

Men moge begrijpen: zonder verplichte inwoning op vrij grote schaal is in de ogenblikkelijke woningnood niet te voorzien.

En voor deze noodoplossing ls nodig heel veel goede wil en medewerking van alle bij dit probleem betrokken partijen.”

Tot zover Burgemeester Kneppelhout, die wij gaarne dankzeggen zeggen voor zijn mededelingen over dit belangrijke onderwerp.

En toen ging het hard:



‘besloten 1