oudwwijk
Digitaal erfgoed

Slotbeschouwing

Door Eppo Kuipers, 1988
Uitgave: Vereniging Het Museum Winterswijk

Slotbeschouwing

Blz.119

Elk boek kent zijn beperkingen. Ook in dit boek over Piet en Heleen Kuipers (Tante Riek en Oom Piet) zijn niet alle onderdelen uitvoerig en uitputtend behandeld.
De opzet was een boek te maken over de mensen, die verborgen zitten achter de ( in dit geval letterlijk) schuilnamen Tante Riek en Oom Piet.
Ik heb geprobeerd me dan ook tot deze twee figuren te beperken. Licht je twee personen uit een totaal van mensen en organisaties, dan ontstaat een beperkt beeld van het geheel. Toch heb ik lijnen die van Piet en Heleen Kuipers doorlopen naar andere personen of andere situaties op een bepaald moment afgebroken, omdat ze te ver af zouden voeren van de eigenlijke hoofdfiguren. Alleen voor zover het hun verhaal is, probeer ik het te vertellen.
Zo ben ik wel ingegaan op het ontstaan van de L.O. In dat ontstaan hebben Piet en Heleen Kuipers hoe dan ook een belangrijke rol gespeeld.
Maar het verloop van de geschiedenis van de L.O. (het ontstaan en functioneren van de “beurs”, de TOP , de LKP enz.) laat ik onbesproken.
Zowel in Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede Wereldoorlog van Dr.L.de Jong als in Het Grote Gebod is over de ontwikkelingen binnen het georganiseerde verzet in Nederland het nodige te vinden.
Datzelfde, het onbesproken laten, geldt gedeeltelijk voor het verzet, zoals dat in Winterswijk plaatsvond. Verschillende mensen hebben Piet en Heleen Kuipers geholpen bij hun illegale werk. Denk aan A.Kappers, H.Hemink, B.Kruisselbrink, H.Stroes enz.
Hoe belangrijk ze ook geweest zijn en hoe boeiend hun eigen verhaal mag zijn, ik ga daar verder niet op in, omdat het weer te ver afvoert van het onderwerp.
Een andere beperking heeft te maken met de keuze van de bronnen, die ik voor dit boek gebruikt heb. Naast de bekende bronnen als Het Grote Gebod – Gedenkboek van het verzet in L.O.-L.KP., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, en een aantal plaatselijke bronnen over Winterswijk in de oorlogsjaren, baseer ik me in hoofdzaak op het interview, dat voor de samenstelling van Het Grote Gebod gehouden is met Piet Kuipers. Daarnaast maak ik veel gebruik van persoonlijke herinneringen van de kinderen van Piet en Heleen Kuipers, door sommigen van hen voor mij op papier gezet, en van herinneringen van een aantal mensen, die hen direct of indirect hebben gekend. Daarbij zitten onder meer brieven van vrouwen die samen met Heleen Kuipers in Ravensbrück

Blz.120

gezeten hebben, die de witte plekken uit die tijd wat meer inkleuren. De persoonlijke herinneringen heb ik met name gebruikt voor het gedeelte over het gezin Kuipers van voor de oorlog, voor het gedeelte, dat gaat over de tijd die Heleen Kuipers in Ravensbrück doorbracht en voor het gedeelte, dat handelt over de periode na de oorlog.
Het interview met Piet Kuipers vormt de leidraad voor het gedeelte, dat de oorlogsjaren behandelt en de arrestatie van beiden.
Het interview kent echter een aantal tekortkomingen, waardoor het soms moeilijk was de precieze feiten boven tafel te halen. Zo zit in de vragen en antwoorden een weinig chronologische opbouw en ontbreken exacte data bij bepaalde situaties, zodat het vaak lastig te beoordelen was welk geval eerder en welk geval later in de tijd plaatsvond.
Voor het opvangen van deze problemen heb ik overigens dankbaar gebruik kunnen maken van de suggesties gedaan door A.R.van Manen.
Ook staan er soms duidelijke fouten in het interview. Zo stelt bijvoorbeeld Piet Kuipers dat er in Aalten geen Joden zijn vermoord, terwijl er in werkelijkheid ongeveer 30 Joden in concentratiekampen zijn omgekomen.
Hoe begrijpelijk het ook is, dat dergelijke fouten gemaakt worden, het wordt daardoor wel moeilijk datgene dat in het interview staat op z’n juistheid te beoordelen.
Maar binnen de opzet van dit boek is het toch het meest authentieke document, dat ik kon vinden. Vandaar dat ik er zo veel gebruik van heb gemaakt. Het verhaal wordt nu gedeeltelijk verteld door de mond van Piet Kuipers, maar ik heb geprobeerd daar waar het nodig is kanttekeningen te plaatsen, of andere stemmen te laten horen.

Op de plaquette in het portiek van het huis in de Willinkstraat no.8 staat onder meer te lezen, dat Tante Riek de oprichtster van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers geweest is. Zonder afbreuk te doen aan het belang van het werk van Heleen Kuipers en met haar van dat van haar man is deze uitspraak, in zijn absoluutheid, niet juist.
Toch kom je deze bewering in veel van de literatuur tegen. Waarschijnlijk is deze opvatting ontstaan als gevolg van een bepaalde mythe-vorming, die rondom de persoon van Tante Riek heeft plaatsgevonden. Tot die mythe-vorming heeft zeker bijgedragen het verhaal van het gesprek tussen ds.Slomp en Tante Riek, dat als het begin van de L.O. wordt beschouwd.

Blz.121

Dit gesprek is op zijn zachts gezegd door eerstgenoemde wat gekleurd weergegeven. Het is een eigen leven gaan leiden, wat wil zeggen, dat het buiten zijn historische contest geplaatst is. Er is veel aan voorafgegaan, er is veel op gevolgd en er zijn meer mensen bij betrokken geweest. Door de nadruk die het gesprek krijgt, lijkt het of twee mensen in de beslotenheid van een Winterswijkse woonkamer “eventjes” de L.O. opgericht hebben. Dit doet uiteraard geen recht aan de werkelijkheid. Een paar andere zaken hebben er, naast het gesprek, ook toe bijgedragen, dat Tante Riek een mythe werd. Het gebruik van steeds dezelfde foto, tot op de verzetstafel van Prinses Wilhelmina toe, en het standbeeld, waar Tante Riek als symbool voor alle vrouwen uit het verzet fungeert, lichten haar uit de werkelijkheid van haar echte leven. En dat is misschien de mythe. Dat Heleen Kuipers is geworden tot een vrouw van een paar grootse momenten, tot Moeder van het hele verzet, en daarmee uitgetild is boven de vrouw die ze in werkelijkheid was.
Een nadeel van een dergelijke mythe-vorming, misschien wel ernstiger dan het voorafgaande, is, dat een bepaald historisch gegeven, i.c. het ontstaan van de L.O., wordt opgehangen aan één persoon . En dat is feitelijk onjuist. Het is, denk ik, niet correct om Tante Riek de oprichster van de L.O. te noemen. Op veel plaatsen in Nederland was men actief in het verzet, in de hulp aan onderduikers (Joden en niet-Joden), zelfs waren er al vormen van organisatie van die hulp, voor het bekende gesprek tussen ds.Slomp en Tante Riek op die zondagmiddag in 1942 plaatsvond. Zo was er bijvoorbeeld in Driebergen rond d persoon van J.van Manen al een vorm van organisatie, dat wil zeggen een systeem van contactmensen en contactvergaderingen, ontstaan, die zich in het begin bezig hield met de opvang van Joden en later ook met degenen die zich onttrokken aan de arbeidsinzet. Piet en Heleen Kuipers waren geleidelijk vertrouwd geraakt met het idee, dat het verzet grootser opgezet moest worden.

Blz.124

Ds.Slomp werd gestimuleerd door beiden, een soort propagandist van de organisatiegedachte en kon, toen hij op reis ging, gebruik maken van de eerdere contacten tussen Driebergen en Winterswijk. Op 25 november 1942, tijdens de eerste vergadering belegd met verschillende personen uit de buurt van Driebergen, roept Ds.Slomp voor het eerst daadwerkelijk op tot verzet en pleit voor een georganiseerde opzet van dat verzet. Het is niet onlogisch deze vergadering op 25 november 1942 in Driebergen als het eerste officiële begin van de L.O. te nemen.
De gedachte leefde al eerder. Waar die gedachte over het oprichten van een landelijke organisatie het eerst bij iemand opkwam en besproken is, is misschien niet zo relevant. Bij verschillende personen zal ze geleefd hebben: bij Van Manen, bij Piet en Heleen Kuipers, bij Ds.Slomp, misschien bij anderen.
Het ontstaan van die gedachte en daarmee het ontstaan van de L.O. te leggen bij het gesprek tussen Ds.Slomp en Tante Riek, is op z’n minst willekeurig en zal zeker te maken hebben met de bovenomschreven mythe-vorming rond Heleen Kuipers.
De kanttekeningen hierboven maken van Heleen Kuipers en de rol die ze speelde in de oorlog geen mindere. Door haar sterke persoonlijkheid, haar overtuigingskracht en door haar grote invloed op ds.Slomp, heeft ze mede gestalte gegeven aan de L.O., de belangrijkste verzetsorganisatie in de Tweede Wereldoorlog.
Met name haar invloed op ds.Slomp, toch-ook al is zijn rol wat aangedikt na de oorlog, een van de leidinggevende mensen in de L.O.- mag niet onderschat worden. Zowel Piet Kuipers als ds.Zwaal, die beiden Heleen Kuipers van nabij hebben meegemaakt, benadrukken deze invloed.
Ds.Zwaal gaat zelfs zover, dat hij ds.Slomp niet meer dan een “boodschapper van Tante Riek” noemt. Zij was, met alle voor en tegens die dat met zich meebrengt, een vrouw van principes en een vrouw die anderen van het juiste daarvan kon overtuigen. Je kunt zeggen, dat haar persoonlijkheid van haar de vrouw gemaakt heeft, die als Tante Riek de geschiedenis is ingegaan. Maar ze was niet alleen een vrouw van principes, van overtuigingskracht, een vrouw die anderen naar haar hand kon zetten. Ze was ook een vrouw met zwakke momenten, die angst en onzekerheid gekend heeft. Zowel Piet Kuipers als. ds.Zwaal weten dat nog maar al te goed. Een aantal keren kwam ze, aldus haar man, in bijna overspannen toestand terug van vergaderingen. Ook kon ze beven van angst en, aldus ds.Zwaal, de verzuchting uitspreken, dat iemand

Blz.125

anders haar werk maar moest overnemen. Maar “als werkelijk iemand gezegd zou hebben: ik, dan zou ze het waarschijnlijk toch niet hebben afgestaan”. Het was haar karakter, waarin eerzucht mede een rol speelde, dat haar ook in moeilijke tijden door liet gaan met haar werk. En daar ligt misschien heer historische betekenis, naast het praktische werk dat ze samen met haar man verricht heeft. Dat een gewone vrouw, met haar sterke en zwakken kanten, als mens de moed wist op te brengen in zulke moeilijke tijden dat te doen wat nodig was om anderen te helpen.
Het beeld van wat iemand is als mens wordt duidelijker door ook te kijken naar de motieven voor zijn of haar handelen. Medemenselijkheid en principe spelen beide een rol in het antwoord op de vraag naar die motieven. Zowel Piet als Heleen Kuipers waren gelovige mensen. Door het begrip naastenliefde kreeg hun geloof praktisch vorm. De hulp aan degene die in nood was stond voor hen centraal en was voor hen de consequentie van het geloof in God.Daarnaast was er de principiële kant. het gevaar van het nationaal-socialisme voor Christelijk Nederland, de beïnvloeding erdoor van de jeugd, waren zaken waartegen ze zich sterk wilden maken. Vandaar dat het voor hen wezenlijk was, dat jongeren gingen weigeren zich te melden voor de arbeidsdienst. het totalitaire karakter van het nazisme stond voor hen lijnrecht tegenover hun ideeën hoe een samenleving er uit moest zien.
Ideeën die misschien het beste onder te brengen zijn bij het begrip soevereiniteit in eigen kring, waarin voor een absolute staatsmacht, zoals het nationaal-socialisme die predikt, geen plaats is. Het geloof dat mensen in nood recht hebben op hulp en het weten waarom het vijandelijke denken fout is, zijn de belangrijkste krachten achter het verzetswerk van Piet en Heleen Kuipers geweest.
Een mythe of symbool staat los van de hem of haar omringende mensen. Tante Riek is echter niet te begrijpen zonder haar man. Waar zij de principiële lijnen uitzette, vergaderingen bijwoonde, mensen wist te stimuleren, was Piet Kuipers de man die het meeste praktische werk deed. Hij was de man die, zeker in Winterswijk; leiding gaf aan het werk waar het eigenlijk om ging, namelijk het helpen van onderduikers. Maar hij was ook de man naast Tante Riek, die door zijn meer flegmatieke en rustige karakter haar aanvulde, haar kon opvangen en weer kon stimuleren. Tante Riek en Oom Piet staan naast elkaar en ook al is Tante Riek geworden tot een symbool voor wat mensen in het verzet tegen de Duitse overheersing gedaan hebbe, zij zou nooit dat werk hebben kunnen doen zonder de samenwerking met en de steun van haar man.

Blz.126

En ze deden dat werk omdat ze vonden dat het moest gebeuren, ondanks de angst, de onzekerheid en het gevaar voor eigen leven.