oudwwijk
Digitaal erfgoed

P.O.D

Politieke Opsporings Dienst 


Uit Museum Nieuws Juni 2015

Mevr. Farla-Goorkate

Mei 2015:
Zeventig jaar geleden kwam er een eind aan één van de meest gruwelijke periodes in onze geschiedenis. In maart jongstleden tijdens de herdenking van de bevrijding van het concentratiekamp Auswitsch door de Russen, begin april bij de indrukwekkende herdenking in het kamp Westerbork en deze week (rond 20 april) bij een uiterst interessante lezing over de strijd op de grebbeberg in de meidagen van 1940, waarbij mijn man en ik aawenzig mochten zijn, dan besef je weer eens, tot welke vreselijke dingen de mens in staat is; dingen die je nooit kunt en mag vergeten. 

In de eerste weken na de bevrijding op 5 mei 1945 (Winterswijk op 31 maart), toen de eerste gruwelijke getuigenissen van mensen uit de kampen bekend werde, er foto’s werden gepubliceerd, gemaakt door de geallieerde en Russische troepen, toen ze de kampen bevrijden, begon pas goed tot ons door te dringen, wat zich in de bezettingsjaren in ons land heeft afgespeeld, niet alleen door toedoen van de bezetters, maar ook door de NSB-ers, Landwachters en nederlandse SS’ers.
Hoewel ik mij dit niet meer exact herinner, zal het bovenstaande ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, toen mij in juni 1945 werd gevraagd om te komen werken bij de P.O.D. Na vijf, overigens zeer leerzame, jaren op de Boterfabriek leek mij deze baan een enorme uitdaging. 

De opzet van de P.O.D. was in 1944 al door de regering in ballingschap in Londen uitgewerkt met richtlijnen voor de arrestatie van NSB-ers en andere verraders door de Binnenlandse Strijdkrachten (de B.S.) onder leiding van het Militair Gezag. 
Zodoende kon direct na de bevrijding worden begonnen met deze enorme klus. Verhoudingsgewijs waren er onde de Winterswijkse bevolking veel leden van de NSB.
De meest beruchte waren van Kooten, ds.Reeser, Feberwee en veearts dr.Bos, later burgemeester. 





Hier komt foto P.O.D.-team

Gussinkli, Diny Goorkate, B.J.Kuyper, De Jong, Wim Hofstra, Willy Nusselder, Gerda Nijland.
Staande van links naar rechts: Jos Konings, Hans Renshof, Kramer, Bekius, ??, B.Kruisselbrink, Tom Hakstege, ??, Chr.Slats. 


Hoofd was de heer De Jong, een politieman uit het evrzet, een bijzonder en aimabel mens. 
Verder was er de noodzakelijke afdeling Administratie, waar een vijftal mensen werkte. Dan was er een zeer uitgebreide afdeling Documentatie. 
Hier werd al het belastende materiaal van de politieke delinquenten gesorteerd en in dossiers gedaan, die, als een zaak compleet was, doorgestuurd werden naar het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, waar berechting en veroordeling plaats vond. 

Het onderzoeksteam bestond uit twee burger- en twee politierechercheurs, die de verhoren van de delinquenten deden in de kampen of op kanroor. De gevangenen die in Kamp Vosseveld zaten, werden onder bewaking van de B.S.naar de P.O.D. gebracht. 

Direct na de bevrijding was men begonnen met de arrestatie van iedereen die “fout” was geweest, voor zover men niet naar Duitsland was gevlucht.
De vrouwen werden ondergebracht in de Openbare Leeszaal boven het toenmalige postkantoor aan de Balinkesstraat. De mannen gingen naar Kamp Vosseveld aan de Steengroeveweg. Dit was totaal vervuild door de Duitsers achtergelaten. Alle gevangenen werden onder leiding van de B.S.ingezet om het kamp zo spoedig mogelijk bewoonbaar te maken. 
De vrouwelijke gevangenen in de Leeszaal werden ook onder leiding van de B.S. her en der tewerk-gesteld. De Leeszaal was overvol. In de gezinnen, waarvan zowel de vader als de moeder vastzat ontstonden schrijnende toestanden. Daarom werden al spoedig verschillende moeders op vrije voeten gesteld met meldingsplicht.

We waren met vier stenotypistes, die bij alle verhoren de processen-verbaal tikten. Meestal gebeurde dit op kantoor, maar we waren ook vaak onderweg, soms luxueus met een auto, dikwijls op een oude legermotor, naar gevangenen die elders in het land waren opgepakt en bijvoorbeeld in Kamp De Kruisberg in Doetinchem, in Kamp Avegoor in Ellecom of op andere plaatsen in het land zaten. 
Ook keerden intussen veel vluchtelingen terug. Ze kwamen lopend bij een van de grensposten het land binnen en werden opgevangen in het Feestgebouw. Hier werd men ontluisd en verhoord. Tussen deze vluchtelingen en terugkerende dwangarbeiders waren ook diverse NSB’ers, die bij de nadering van de geallieerde troepen in het westen, de benen naar Duitsland hadden genomen. na verhoor werden deze mensen in Kamp Vosseveld geïinterneerd en naderhand overgedragen aan de betreffende P.O.D.-ers.

Na ruim een jaar waren de verhoren van de Winterswijkse delinquenten afgerond en werden de complete dossiers overgedragen aan het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, een instelling van Bijzondere Rechtspleging, die speciaal in het leven was geroepen ter berechting van oorlogsmisdadigers. Ons werk in Winterswijk zat erop. Een deel van het personeel ging naar de Districts-P.O.D. in Doetinchem. Deze was inmiddels omgedoopt in Politieke Recherche Afdeling (.P.R.A.).
Mij werd gevraagd om, samen met twee politierechercheurs, mee te gaan naar Arnhem, hetgeen ik graag heb gedaan. 

P.O.D.Kantoor Wilhelminastraat 

Het Bijzonder Gerechtshof bestond uit enige Procureurs-Fiscaal (onder andere mr.Des Tombe), die rechtspraken.
Verder de Advocaat-Discaal mr.J.Kalff, die alle voorbereidingen regelde voor de berechting en bij wie wij kwamen te werken. 
In het land waren verschillende Officieren-Fiscaal. 
Dit waren veelal vooraanstaande mensen, die in het verzet en de illegaliteit hun sporen hadden verdiend en die vaak een adviserende stem hadden bij de processen. 

Ons kantoor bevond zich aan de Velperweg in een gedeelte van het Bejaardencentrum “Vredehof”, tegenover de residentie van mr. Des Tombe. Hier werd ook rechtgesproken.
Alle dossiers uit de provincie kwamen bij ons terecht. Ik herinner mij het “dossier” van een groot Gelders bouwbedrijf, dat een gehele wand in beslag nam. Dit bedrijf had in de oorlog enorme werken uitgevoerd ten behoeve van de Wehrmacht en de Organisation Todt. Dit werd dan ook een van de langste processen, mede door inzet van verschillende advocaten!!!!

Ook werd op Vredehof spreekuur gehouden, waar politieke delinquenten hun zaak met de Advocaat-Fiscaal konden bespreken. Zo werd mij op een dag door de parketwwacht een briefje overhandigd met de volgende inhoud: 

———————————

Geachte Mej.Goorkate,

Toen ik zooeven in de gang van “Vredehof” verscheen zult U mij wel herkend hebben. Mevr.R., had mij reeds medegedeeld, dat U hier was en mij bij U aanbevolen. Ik ben extra uit W. gekomen om Mr.Kalff te spreken en moest helaas vernemen, dat er heden tusschen 2 en 5 uur geen spreekuur is. 
Ik hoop dat U mij alsnog met Mr.Kalff een kort onderhoud kunt bewerkstelligen. Ik zou U uiterst dankbaar zijn als U dit wilt doen en blijf dan uw schuldernaar. Zooals U wel kunt denken gaat het om rechtsherstel en om het beheer van mijn zaak. In de kampen heb ik ondervonden, dat de R.K.kerk veel in ons belang doet. Ik hoop dat U even vriendelijk zult zijn als de Paters in de kampen, waarmee ik in aanraking kwam en hoop, dat u mij even te woord zult staan tegen 12 uur. 

Ik wacht Uw antwoord af om 12 uur op de weg voor Vredehof. Ik hoop maar dat u komen wilt. 

w.g.G.J.S.O. vh S.H.M.


————————————

Tot 1 december 1947 heb ik in Arnhem gewerkt. Het was een toch vaak rumoerige en emotionele tijd. 
Huisvesting was een probleem. Arnhem lag nog voor een groot deel in puin. Bij mijn eerste kostadres moest ik mijn eigen bed met toebehoren meebrengen. Bij de tweede familie heb ik het geweldig getroffen. Tot aan hun dood hebben we contact gehouden. 
In november 1947 werd ik gevraagd voor de functie van directiesecretaresse bij “De Batavier”. 
De procuratiehouder, de heer Wasser, wist, dat ik tijdens de oorlogsjaren mijn diploma’s Boekhouden en Handelskennis, Duitse en Engelse Handelscorrespondentie had gehaald. 
Hoewel het werk in Arnhem nog niet geheel afgelopen was, heb ik deze kans toch aangegrepen en ben teruggegaan naar Winterswijk. 
Ik had nog zoveel meer kunnen schrijven over mijn belevenissen en ervaringen in deze na-oorlogse jaren. 
Ik hoop echter met het voorgaande een redelijke indruk te hebben kunnen geven over het functioneren van de P.O.D. en de bijzondere Rechtspleging.