oudwwijk
Digitaal erfgoed

Wamelink Rusthuis

Kottenseweg

Geopend: 30-10-1934
Directrice: Mevr. Koster (04-05-1896)
Ontslag aangevraagd: 01-02-1938
Mevr.Aaltje Koster-Nijp (weduwe)
Echt: 21-01-1931 Den Haag Freerk Koster (64-predikant, zijzelf 34.
Freerk overleden: 27-11-1932 Den Haag

Architect: J.van der Schaaf

Bron: Delpher.nl
Foto: Paul Vroegindeweij
Foto-herstelbewerking Willem Stapelkamp
Kunstenaar: ONBEKEND
Lees verder

Pelkwijk Bejaardentehuis

Laan van Hilbelink 95

Hervormd bejaardencentrum
Aanbouw 1971
Opening: september 1972
Officieel: Donderdag 23-11-1972
Dir.J.W.de Bruijn (Bodegraven)
103 bewoners

Bron: Delpher.nl
Lees verder

Berkhof

Waliensestraat 33

Opening: Juli 1972
Dir.H.Nuberg (Enschede)
97 bejaarden
20 woningen

Lees verder

Vredense Hof

Vredenseweg

Geopend: 02-10-1974
Directrice: Mej.T.Gerritsen
85-bewoners
Off.geopend: 02-05-1975: Mevr.de Vries-van Marle
Bouw- en inrichtingskosten totaal: 5.250.000

Eerste bewoonster: 03-10-1974:
Mevr. Rosina Catharina Lenting-Hoeben (94 jaar)
Geb: 14-02-1880
Ovl:
Kinderen: 10

Bron: Delpher.nl
Bron: Delpher.nl
Bron: Delpher.nl
Lees verder

Verpleeghuis Pronsweide

Eerste steenlegging: 23-06-1978:
Mevr. J.A.van Dieren- den Otter, Aalten: Bestuurslid

Verpleeghuis 210 bedden

Prinses Margriet
Foto: Wim Ruesink

Een handtekeningactie, midden jaren 70, in Winterswijk lag ten grondslag aan de bouw van verpleeghuis Pronsweide te Winterswijk. De goedkeuring van de overheid kwam in november 1976 .De bouwwerkzaamheden begonnen in januari 1978 De eerste steen legging kwam wat later, 23 juni 1978. Op 18 februari 1980 kwamen de eerste bewoners naar Pronsweide, dit terwijl de bouwwerkzaamheden nog plaatsvonden. De officiële opening was op woensdag 15 oktober 1980 door Hare koninklijke Hoogheid Prinses Margriet (37 jr.) Middels een druk op de knop onthulde ze een gedenksteen. Deze bevindt zich nog steeds (2020) op dezelfde plek, schuin achter de receptie.
Tekst: Ingrid Houben, werkzaam Pronsweide.

In 1926 is de grond Pronsweide (1.98.10 H.A.) aan massa, eigendom van de fam.J.F.Roelvink verkocht aan H.J.Heesen, timmerman voor f 12.333.50, wie hierbij vlgs.recht niet bekend maakte in opdracht van wie.

In eerste instantie kocht de gemeente de grond Pronsweide aan voor het vestigen van drie scholen.

Aantekeningen

Hoofd civiele dienst: Th.A.M.Terra
Dir. P.J.Brittijn

Lees verder

T.B.C.- Lighallen

1910:
Oprichting Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose Winterswijk

T.B.C.lighallen, ‘Het Slat’ – Rozenstraat
Geopend 30-08-1912

22 mei 1912, Graafschapbode
Bron: Delpher.nl
Huininkmaat

In 1918 verhuisden de lighallen van de Rozenstraat naar de Huininkmaat

Bij het Algemeen ziekenhuis kwam een sanatorium dat plaats biedt aan T.B.C.lijders (capaciteit 18 bedden)

13 maart 1931, Graafschapbode
Bron: Delpher.nl
24-02-1932, Tubantia
Bron: Delpher.nl

In 1937 overleden 10 personen aan T.B.C. in Winterswijk

Lees verder

Epidemieën

Anno 1435:
‘doe starff Niclaus van Remen, mijns vaeders broder, an pestilents’

Anno 1475:
‘op midewinters avent starff mijnen selige suster Lijse van Remen anden water’

1566: Heerste er “ein gemein krenckte under die luiden”
Chirurgijn Bernt Kramp:
“In Ratum soms op één dag door “ein gemein sieckte” wel twee of drie mensen stierven.


‘Roode Loop’in Winterswijk

1780-1820
‘Roode Loop’
Honderden Winterswijkse slachtoffers. 
In 1783 deelden de chirurgijns mede dat alleen al in de maanden October en November 169 gevallen geconstateerd waren en de ziekte zich nog steeds verder uitbreidde.
Timmerman Wander Kossink, die de doodskisten maakte klaagde dat hij het werk echter alleen niet meer aan kon. 
De overheid gelastte echter dat de lijken zoo spoedig mogelijk begraven moesten worden. 
In 1794 nam het gelukkig iets af, maar in 1803 tot 1811 stak de ziekte de kop weer op. 
In korten tijd waren zooveel personen door den dood wegggemaaid, dat men zelfs premie’s beschikbaar stelden aan degenen die voor het ter aarde bestellen wilden zorgdragen. 
Enkele Winterswijkers bleken bereid om ’s nachts in het donker de ongekiste lijken op een kruiwagen naar het kerkhof rondom de Jacobskerk te brengen. 
Vanaf 1820 werd het weer rustiger……………




Geen Volksfeest

In 1886 dreigde de gevreesde cholera aziatica naar deze streken af te zakken en de overheid oordeelde het daarom raadzaam in dat jaar geen kermis te houden, niet zozeer omwille van de Winterswijkers zelf, die naar de kermis gingen, als wel om de gevreesde potsenmakers, orgeldraaiers, die naar Winterswijk konden komen en de ziekte van elders konden overbrengen. Allerwege en ook in Winterswijk werden uit voorzorg reeds barakken ingericht. In Winterswijk was dat het reeds lang verdwenen Melatenhuis, dat stond aan de huidige Ravenhorsterweg. Ook in 1867 ging de kermis niet door en in 1871 stak de pokkenziekte een spaak in het kermiswiel.

30 oktober 1906, Limb.Koerier
Bron: Delpher.nl
28 april 1914, Vaderland
Bron: Delpher.nl
31 oktober 1914
Bron: Delpher.nl




20 april 1920, Telegraaf
16 oktober 1951, Tubantia
Lees verder

Geboorte beperking

31 maart 1900, Graafschapbode

De Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) was een Nederlandse vereniging die op 2 november 1881 werd opgericht. De bond streefde ernaar om de negatieve gevolgen die in haar ogen overbevolking met zich meebracht, ongedaan te maken door geboortebeperking. In tegenstelling tot Malthus zelf, bepleitte ze de wenselijkheid van de toepassing van anticonceptiemiddelen (neomalthusianisme) onder het motto Non quantitas sed qualitas (niet de hoeveelheid maar de kwaliteit).

De Nieuw-Malthusiaanse Bond pleitte voor rasverbetering van de menselijke soort (eugenetica) en verstrekte voorbehoedsmiddelen om de door hen gepercipieerde overbevolking van Nederland tegen te gaan. Jan Rutgers (1850 – 1924) was tot 1919 voorzitter van de Bond. Hij was huisarts en pleitte voor een baringsverbod voor de verpauperde bevolking
Bron:Wikipedia

Lees verder

Ode aan de huisdokter

‘t Geel-witte hoes stond in ne tuin
met machtige eeken, beuken, struuken,
ak miene ooge dichte doo,
zeek nog de rossig-broene luuken.

An de ovverkante was ‘t lokaal’
waor zundags karke was veur leu,
dee andertweggens ‘t geloof
neet vonden,zee waar’n de groote karke beu.

Jao, in de Spoorstraote op d’n hook
van de smalle Badhoesstegge,
daor waar’n nog de vögele de baas,
in de hooge greune Doktershegge.

En had ik ‘t monges op de bóste
of deed miej ‘n bloodzweer duftig zeer,
dan zee mien mooder teggen vader;
“Wiej mot maor ‘s naor den dokter heer.”

Dan krieg ik ‘s anderendaags biej ‘t opstaon
ne schoone blouse en bokse an
en mooder kék too biej ‘t wasken
want meesttieds kwam ‘t daor neet van.

Een dof geveul ha’j in de maage
en mooder zeè: “wat he’j noo weer?,
ik kan oew op ‘n breefken gevven,
d’n dokter dut oew ga neet zeer!’

Op de stoepe in ‘t Badhoessteggesken,
zeè’k dan: “Moo, de piene is vót!”
maor mooder kreeg miej biej d’n krebbes;
“Allo, iej drietert, kom, dit mot!”

De wachtkamere zat vol met zeeken,
dee kekken ok al neet zo bliej.
“De argsten bunt neet zeek”, zee mooder,
“dee wilt bloos ‘n paar daage vriej”

De leu van ‘t spoor en de gemeente
dee zorgden wal veur wat gereér,
en a’j dee monges mochten gleuven,
dan leafden d’r straks nee völle meer!

D’n olden dokter reep dan ‘binnen!”
hee zat daor deftig an ‘t bureau
en wieze vrendelukke oogen
dee kekken vraogend: “Jong, wat noo?”

“Dokter, hee blif maor an’t hoosten
en hee hef ok diarrhee,
veurleupig hek um niks e-govvene
as schuutepap en slappe thee,”

D’n dokter kek ovver ziene brille,
en nam dan zienen stethoscoop,
heeld miej vaste met de kneene.
umdat ik wat terugge kroop.

“Zucht eens diep!”, zee dan d’n dokter,
“nog eens, ja zo is het good,
‘t Liekt mie better, dan den jong’n,
nog wat binnen blieven moot!”

Mooder krig dan weer ‘n breefken,
een ‘recept’ veur de apotheek,
veur millesienen in ‘n flesken,
wat lekker zeute bleek.

En de juffrouw voolden hendig,
een vingerheudjen van pepier,
ovver d’n kork met ‘n ellastieksken
dat gaf ‘t flesken ok war sier.

Boeten zeé mien mooder nog es:
“Noo, wat hek oew e-zeg?,
d’n dokter, den dut oew gin piene,
hee nömp ‘t zeer alleene weg.”

Völle leu bunt zo e-gaone,
naor dat olde doktershoes.
en ok ‘s nachts genk vaak de belle:
“Is meneer d’n dokter thoes?”

D’n olden dokter was d’r ene,
van ‘t olde ware doktersras,
wee veur de leu biej nacht en ontiej,
as regel niks te völle was!”

En as ik noo deur Wenters loope,
de jeugd hef daorvan ga gin weet,
dan kiek ik geerne nog es efkes
of ‘t doktershoes d’r nog wal steet.

B.W.Speelberg, 1986
Oud-Winterswijker

Lees verder