oudwwijk
Digitaal erfgoed

The Phoenix-disaster

The Phoenix-disaster, November 21, 1847

Text: Bep Godthelp-Boeijink, Winterswijk – Henk te Kulve, Winterswijk
Translation: Wietske Veenhuis, Edinburgh

Due to the bad economic conditions throughout Europe, thousands of Dutch immigrated to America in the 19th century.
In August 1847, 84 citizens from Winterswijk, including 48 children, said their goodbyes to family, friends and acquaintances and visited their churches, schools and the cemeteries for the last time.
On 6th November 1847, after a journey of 7600 km full of hardship, they were only a mere 6 kilometres from their final destination. But suddenly there was a loud explosion on the ship when one of the kettles caught fire. 166 Emigrants, including 86 children, perished in the fire and the freezing water of the Michigan Lake. Only (ten) citizens from Winterswijk survived the disaster. Let’s we forget.

In the 19th century thousands of citizens of Winterswijk left for America, especially in the years between 1841 and 1847. In 1846, 32% of Dutch emigrants were from Winterswijk. In 1847, 357 citizens, including the later victims of the Phoenix, left.
Why did they leave home, family and friends for an unseen future?
Some people already had family across the ocean and were inspired by the enthusiastic letters and calls to come to America. Others had friends just across the border in Germany who had emigrated.

Life in Winterswijk in those years was hard. There wasn’t much work and the harvests had recently failed. The government raised high taxes causing food prices, like bread, meat, but also beer, wine and gin, to drastically go up. Also other taxes were repeatedly increased, such as tax on property, the so-called verponding. Some of the emigrants were from separated Christian Churches. A few ministers, Rev. Brummelkamp and Rev. Van Raalte, were very much loved in this group. They wrote a brochure in 1846: ‘Land Relocation, or why do we promote the Land Move to North America and not to Java?’
This writing was widely read and made a great impression. These reverends set up the Christian Association for Land Relocation and funds were formed, allowing the poor to leave for the Promised Land.

The many farmers from Winterswijk heard that in America after five years work you could own your own farm (Homestead Act – after 1862).
Due to emigration, the countryside was partially depopulated in Winterswijk.
Large groups of Winterswijkers said goodbye to their relatives who remained, knowing that they would probably never see each other again. The emigrants visited their neighbours, friends and acquaintances before they left and would go and see familiar places, such as the school, the church and the cemetery where relatives were buried. They sold the belongings they did not needed anymore or could bring along. They bought a lot of food for the long journey and the necessary tools for their future stay.

After the difficult farewell, the emigrants left with all their belongings on a horse drawn cart to Arnhem and then by boat to Rotterdam, where they bought a ticket for the crossing.

The voyage across the ocean was not without danger: fog, storm, fire and fights due to lack of privacy could make the trip more difficult. Many accidents happened and ships perished at sea. Contagious diseases, bad food and spoiled water caused people to die on board. Their problems were not over yet on arrival in New York. In the overcrowded city they had to deal with scammers who offered accommodation and transportation at ridiculous prices.

Of course there were thieves, around so that some emigrants were left penniless within a couple of days. Work was hardly available for the Dutch farmers, wage workers and weavers, so it took a long time to finally reach the intended final goal of Clymer, N.V., Michigan, Wisconsin or Iowa. The long trip to Buffalo over land, sometimes plagued by heat or batters, but also by snow, hail and ice proved to be another challenge. In Buffalo, they boarded a ship for the last part of the trip: across Lake Huron and Lake Michigan.

In November 1847, 84 emigrants from Winterswijk traveled on board the two-year-old steamship Phoenix to their final destination Sheboygan in Wisconsin. The ship had a heavy load and there were probably too many passengers. Most travelers tried to sleep a little, despite bad weather, storm and high waves. The captain had retired in his cabin because of a painful leg. A few more hours to go and they would be at their destination.

After a while some passengers heard strange noises and smelled a strange smell coming from the boiler room and warned the crew. The crew told them to mind their own business and don’t interfere. 
Suddenly an explosion was heard in the engine room, after which a fire broke out. The passengers panicked and ran to the lifeboats. However, there were not enough and the ship sank fast. People jumped into the freezing waters and drowned by the suction of the sinking ship. A girl quickly ran back inside to take clothes for her baby sister and burned. Another child screamed, “Oh mother, help me!”

Among the casualties were 15 crew members and 163 passengers, including 74 citizens from Winterswijk. A disaster had taken place, in sight of the port!

Later, when trying to investigate the cause of the sinking of the Phoenix, eyewitnesses reported that some crew members were drunk the evening of the accident, others said that passengers had been careless with their cooking appliances. Months later, Winterswijk received a message of this terrible accident. During the church services in Winterswijk money was collected for the survivors, a total of 70 guilders and 35 cent.

Lees verder

Phoenixramp


De ramp met de Phoenix, 21 november 1847

Tekst: Bep Godthelp-Boeijink, Winterswijk – Henk te Kulve, Winterswijk

In de 19e eeuw vertrokken duizenden Winterswijkers naar Amerika, vooral in de jaren 1841 t/m
1847. In 1846 waren 32 % van de Nederlandse emigranten afkomstig uit Winterswijk. In 1847 vertrokken 357 Winterswijkers, waaronder de latere slachtoffers van de Phoenix.
Waarom verlieten zij huis en haard, familie, vrienden en kennissen voor een ongewisse toekomst?
Sommige mensen hadden reeds familie aan de overzijde van de oceaan en kregen enthousiaste
brieven en oproepen om naar Amerika te komen. Anderen hadden vrienden net over de grens in
Duitsland, die geëmigreerd waren.
Het leven in Winterswijk in die jaren was moeilijk en zwaar in die jaren. Er was weinig werk, (en) de
oogsten waren slecht. De regering hief hoge belastingen waardoor de prijzen van levensmiddelen,
zoals brood, vlees, maar ook bier, wijn en jenever, drastisch omhoog gingen. Ook andere belastingen
werden keer op keer verhoogd, zoals belasting op bezit, de zgn. verponding. Een deel van de Winterswijkse emigranten waren Christelijk Afgescheidenen. Een paar predikanten, ds. Brummelkamp en ds. Van Raalte, waren zeer geliefd in deze groep. Zij schreven in 1846 een brochure: ‘landverhuizing, of, waarom bevorderen wij de landverhuizing wel naar Noord-Amerika en niet naar Java?’ 
Dit geschrift werd veel gelezen en maakte grote indruk. Deze dominees richtten de Christelijke Vereniging voor landverhuizing op en er werden fondsen gevormd waardoor ook de armen konden vertrekken naar het beloofde land.
De vele Winterswijkse pachtboeren hoorden dat men in Amerika na vijf jaar werken een eigen
boerderij kon krijgen (Homestead Act – na 1862).
Door de emigratie raakte het platteland van Winterswijk gedeeltelijk ontvolkt.
Grote groepen Winterswijkers namen afscheid van hun familieleden die achterbleven, in de wetenschap dat ze elkaar waarschijnlijk nooit terug zouden zien. De emigranten bezochten voor hun
vertrek hun buren, vrienden, bekenden en gingen nog even naar bekende plekjes, zoals de school, de
kerk en de begraafplaats waar familieleden begraven lagen. Ze verkochten hun spulletjes die ze niet
meer nodig hadden of konden meenemen. Zij kochten veel voedsel voor de lange reis en het nodige
gereedschap voor hun toekomstige verblijf.
Na het moeilijke afscheid vertrokken de emigranten met hun hebben en houden, veelal per
boerenwagen naar Arnhem en vervolgens per binnenschip naar Rotterdam, waar ze een kaartje kochten voor de overtocht.
De reis over de oceaan was niet zonder gevaren: mist, storm, vuur, ruzies door gebrek aan privacy, er gebeurden veel ongelukken en schepen vergingen met man en muis. Door besmettelijke ziekten, slecht voedsel en bedorven water stierven mensen aan boord voor ze aan de overkant van de oceaan waren
gearriveerd. Hun problemen waren bij aankomst in New York nog niet voorbij. Men kreeg soms te
maken met oplichters die tegen woekerprijzen logies en vervoer aanboden. 
Natuurlijk liepen er ook zakkenrollers rond zodat sommige emigranten snel platzak waren. Werk was er vervolgens nauwelijks te vinden voor de Winterswijkse landbouwers, loonwerkers en wevers, zodat het lang duurde voor men eindelijk naar het voorgenomen einddoel Clymer, N.V., Michigan, Wisconsin of Iowa kon trekken. Want er volgde nog een lange reis naar Buffalo over land, soms geteisterd door hitte of slagregens, maar ook door sneeuw, hagel en ijzel. In Buffalo scheepte men zich in voor het laatste gedeelte van de tocht: over Lake Huron en Lake Michigan.
In november 1847 reisden 84 Winterswijkse emigranten aan boord van het twee jaar oude
stoomschip Phoenix naar hun eindbestemming Sheboygan in Wisconsin. Het schip was zwaar
beladen en er waren veel passagiers. De meeste reizigers probeerden nog een beetje te slapen, ondanks het slechte weer, storm en hoge golven. De kapitein had zich in zijn kajuit teruggetrokken wegens een pijnlijk been. Nog enkele uren te gaan en men zou op de plaats van bestemming zijn. 
Na een tijdje hoorden enkele passagiers rare geluiden en roken vreemde luchtjes in het ruim bij de ketel en waarschuwden de bemanning. Die zeiden dat ze zich met hun eigen zaken moesten
bemoeien. Plotseling hoorde men een ontploffing bij de machinekamer, waarna er brand uitbrak. De reizigers raakten in paniek en renden naar de reddingsboten. Er waren er echter niet genoeg en het schip zonk snel. De mensen doken het ijskoude water in en verdronken door de zuiging van het zinkende schip. Een meisje rende snel naar het ruim om kleertjes te halen voor haar babyzusje en verbrandde. Een ander kind gilde: ‘O mooder, help mi-j toch!’
Totaal kwamen er 15 bemanningsleden om en 163 passagiers, waaronder 74 Winterswijkers. Een
ramp in het zicht van de haven!
Later werd geprobeerd de oorzaak van de ondergang van de Phoenix te onderzoeken. Ooggetuigen
meldden dat sommige bemanningsleden dronken zouden zijn, anderen zeiden dat passagiers
onvoorzichtig waren geweest met hun kooktoestelletjes.
Maanden later kreeg men in Winterswijk bericht van dit verschrikkelijke ongeluk. Tijdens de
kerkdiensten in Winterswijk waren er collectes voor de overlevenden: opbrengst 70 gulden en 35
cent.

Op 21 november 1847 deed zich op het Michiganmeer voor Winterswijk een ongekende scheepsramp voor die bekend staat onder de Phoenixramp. Hierbij kwamen vele Winterswijkers om het leven. Van de 74 Winterswijkse slachtoffers kwamen er 25 uit de buurtschap Kotten. Preciezer gezegd: uit de Plantenhoek . Ze maakten deel uit van de Afgescheidenen. In totaal kwamen er 151 mensen. Zie link Phoenix
Om dit enigszins op te vangen, vertrok men natuurlijk het liefst met vrienden, bekenden, buren enz. In augustus 1847 vertrokken op deze manier ook een vijftal naobers uit de Plantenhoek. Ze reisden met Afgescheidenen uit Ratum, Miste en Het Woold naar Rotterdam en scheepten zich daar in en voeren naar Engeland. Over land reisde men naar Liverpool om vandaar de oversteek te wagen naar New York.
Van hieruit ging men verder en ze moesten tenslotte met hun schamele bezittingen met een veerboot het Michiganmeer oversteken.

`s Nachts deelden enkele Nederlanders , die niet slapen konden aan de bemanning van deze veerboot ‘Phoenix’ mee dat ze iets branderigs roken. De blijkbaar onder invloed van drank-verkerende bemanning antwoordde, dat dit normaal was. Dat was het helemaal niet, want slechts enkele kilometers uit de kust Sheboygan brak brand uit. Het aantal reddingssloepen was veel te klein en in het ijskoude water, het was eind november, kwamen een paar honderd mensen om. Veel van deze passagiers kwamen uit de Plantenhoek.





De Stroete:
Hendrik Jan Siebelink geb. 23 – 8 – 1806
echtgen. Johanna ten Broeke geb. 17 – 5 – 1803
kind. Janna Geertruid geb. 7- 1 – 1835
Gerrit Jan geb. 17 – 9 – 1838
knecht: Jan Hendrik Oonk geb. 28 – 11 – 1828
H 11 Slotboom_ Joosthuis: 
Jan Willem Oonk* geb. 8 – 7 – 1795
echtg. Janna Gesiena Damkot geb. 19 – 4 – 1796
Jan Willem geb. 10 – 1 – 1821
Johanna* geb. 1 – 9 – 1825
Harmina* geb. 19 – 1 – 1832
Janna Hendrika* geb. 17 – 2 – 1835
Steven Jan. geb. 23 – 4 – 1838
H 12 Wilterdink: 
Derk Jan Wilterdink geb. 2 – 3 -1806
Hanna Theodora Verink geb. 11 – 11 -1815
Anna Willemina geb. 7 – 5 -1842
Gerrit Hendrik geb. 24 – 7 -1845
H 12a Wilterdink – Huisje
Gerrit Jan Oonk geb.10 – 12 -1814
echtg. Harmina Hesselink geb.22 – 8 -1806
kind. Jan Willem geb.26 – 8- -1841
Gerrit Jan geb. 9 – 5 -1844
H 14 Aalberink: 
Teunis Koffers geb.15 – 1 -1795
echtg. Berendina Damkot geb. l6 – 6 -1793
kind. Gerrit Jan geb.18 – 1 -1820
Tobias (vertrekt wel apart) geb.26- 3 -1823
Janna Berendina geb. 6 – 2 -1826
Johanna Hendrika geb.25 – 5 -1835
Tevens zijn vermoedelijk meegereisd: 
H11 
Janna Geertruida Oonk (meid) geb.13 – 7 -1828
Gerrit Jan Grevers (knecht geb.16 – 2 -1821
H 12 Wilterdinkhuisje 
Wed, Anna Willemina Wilterdink geb. 17 5 – 1778
(moeder van. Derk Jan Wilterdink) 
Pelkwijkhuisjen, Dorpbuurt 10 
Jan Albert Sikkink Geb. 19 11 1811
Aleida Weenink Geb. 8 01 1806
Tobias Geb. 24 02 1835
Johanna Hendrika Geb. 3 07 1837
Jan Derk Geb. 7 04 1839
Jan Berend Geb. 17 09 1842
Janna Aleida Geb. 18 04 1846
Meid: Theodora Willemina Dulmers Geb. 30 04 1817
Onninkhuisjen, Ratum 14 
Hendrik Willem Onnink Geb. 24 02 1818
Hendrika ten Haken Geb. 3 08 1823
Janna Geertruida Geb. 13 04 1843
Hendrik Jan Geb. 2 06 1844
Berendina Willemina Geb. 21 02 1845
Knecht: Jan Reessink Geb. 20 01 1828
Gribbroek, Huppel 7 
Gerrit Jan Geurkink (vrouw overleden 1844) Geb. 11 05 1805
Janna Willemina Geb. 19 01 1826
Stijntjen Geb. 6 12 1827
Janna Berendina Geb. 3 02 1836
Jan Hendrik Geb. 16 06 1838
Jan Willem Geb. 21 02 1841
Heemink, Huppel 21 
Hendrik Willem Kooyers Geb. 6 02 1801
Janna Berendina Wilterdink Geb. 27 01 1800
Engelina Johanna Geb.25 03 1835
Berend Willem Geb. 27 07 1836
Vonderhuis, Miste 25 
Hendrik Jan Nijweide Geb. 16 03 1811
Dora Gesiena Voskuil Geb. 12 11 1811
Janna Hendrika Geb. 1 08 1837
Jan Willem Geb. 24 12 1839
Berendina Geb. 25 02 1842
Engelbarts Geb. 11 11 1843
Christina Gen. 18 10 1845
Lammershuisjen, Woold 84 
Johanna Berendina ten Pas (echtgenoot Jan Berend Esselinkpas overleed gedurende de overtocht met de France) Geb.9 03 1809
Steven Jan Geb. 6 11 1836
Hendrika Geb. 14 12 1837
Janna Geertruid Geb. 4 08 1840
Willemina Geb. 12 02 1842
Jan Hendrik Geb. 13 03 1844
Smalbraak, Huppel 6 
Hendrik Jan Wilterdink * Geb. 19 05 1812
Janna Willemina Meenink Geb.31 03 1813
Gerrit Jan Geb. 29 02 1836
Janna Gesiena Geb. 19 04 1838
Jan Albert Geb. 4 04 1840
Berend Willem Geb. 23 12 1844
Jan Hendrik Geb. 3 05 1846
Meid: Willemina ten Dolle* Geb. 25 07 1829
Willink-Kempe, Ratum 
Tobias Hendrik te Winkel Geb.31 05 1840
Gerrit Jan Geb.16 01 1842
Janna Geertruida Geb.5 04 1844
Gerrit Willem Geb.10 10 1846
Meid: Berendina ten Haken (neemt de bovenstaande kinderen mee; ouders worden genoemd in de census van 1860 te Holland,Wis.) Geb. 11 10 1820
Hijink-pas, Woold 11 
Geertruid ten Haken Geb. 1 11 1828
Maathuis, Kotten 82 
Hendrik Jan Esselinkpas* Geb. 22 12 1812
Haverkamp, Kotten 80 
Berendina Willink* Geb. 5 04 1811
Meerdink-Nijhuis, Woold 55 
Harmen Jan Reuselink* Geb. 4 09 1815
Voskuil, Miste 57 
Dirk Antony Voskuil* Geb. 11 05 1817

Lees verder