oudwwijk
Digitaal erfgoed

Zuid-Amerika

Emigratie naar Zuid-Amerika

De emigratie naar Zuid-Amerika is voor Winterswijk slechts een fractie op de ruim 2600 die tussen 1839 en 1890 naar de V.S. emigreerden. Rond deze tijd vertrokken er uit het naburige Münsterland de nodige emigranten. In 1834 was Daniel Reesa uit Südlohn vertrokken en in 1845 de timmerman Heinrich Wiechers met vrouw en kinderen uit Rhede. Voor hen was Brazilië het doel. Daar kregen ze 100 tot 150 hectare aan oerwoud om te ontginnen.
Wat we hebben aan gegevens over de Winterswijkse emigranten naar Zuid-Amerika is gefragmenteerd. In 1858 was er al een groep van plusminus 17 personen uit Winterswijk vertrokken. Lijst emigranten van Winterswijk naar Zuid Amerika (bron: Swieringa). De Arnhemse Courant van 18 september 1858 spreekt van 58 personen (afkomstig uit meerdere gemeenten in de buurt).
J.B. Boeijink (37 jaar), Ga WD Bolthof, 47 jaar, Digterink 28 jaar en RK, J.A. Geerdes 36 jaar, D.W. Lammers landbouwer 47 jaar met zeven personen, D.Z. Loobeek 25 jaar, Meinen, 28 jaar, W.A. Nekkers, 21 jaar vrouw, Reimers, wever, H.J. Rooks 24 jaar, A.C. Schoemaker 26 jaar arbeidster, J.A. te Giffel, 19 jaar en landbouwster, J.W. ten Pas 53 jaar arbeider, A.A te Winkel arbeidster 52 jaar, R.H. Tigelaar arbeidster 38 jaar, M.H.W. Willemsen wever en 2 kinderen. Deze groep behoorden duidelijk tot de armere klasse. In de Arnhemse Courant van 18 september 1858 worden ze nog gewaarschuwd voor oplichting door hun agent en andere beloftes. Er verschijnt op 7 december 1859 de volgende verklaring in het Algemeen Handelsblad van reisagent Bolwerk…..

Bron: 7 december 1859 Algemeen Handelsblad

J.W. ten Pas uit het dorp kwam terecht in de omgeving van Porto Alegre, Brazilië. Nazaten hebben nog contact met Winterswijk. Opvallend is dat deze groep arm was en waarschijnlijk zijn verleid door een goedkope overtocht en mooi praatjes. Zijn achterkleinzoon verwoordt:
Eduardo Tenn-Pass Hallo, mijn overgrootvader Wilhelm Ten Pas geboren 10 augustus 1844 in Winterswijk, emigreerde naar het zuiden van Brazilië in 1858 samen met enkele familie. Ze kwamen in “Porto Alegre” op 3 december 1858, van de Agatha schip, afkomstig uit de haven van Antwerpen waar ze vertrokken op 5 oktober 1858. Hierna vestigden ze zich in de kolonie “Santa Maria de Soledade”, vandaag de stad “São Vendelino”. Hier vestigden zich meerdere immigrantengezinnen, voornamelijk Duits. De familie ten Pas heeft hier verspreid over het zuiden van Brazilië en hadden we een aantal wijzigingen in de laatste naam (Tenn-Pass, Tempass), maar ze hebben allemaal dezelfde oorsprong. We maken ook deel uit van de familie die emigreerde naar de Verenigde Staten.
De bijgevoegde foto is het graf van mijn overgrootvader Wilhelm begraven in de stad “Estrela”.

Bron: foto Eduardo Tenn Pass

Familie Gunther was begin 20e eeuw naar Chili (Tranvaal Colony Gorbea) geëmigreerd en ze worden in 28 februari 1906 overvallen waarbij zijn vrouw en een zoon worden vermoord. Een dochter raakt zwaargewond.


.
Begin 20e eeuw kwam er initiatief vanuit Winterswijk richting Argentinië.
In 1910 werd de Landbouw Maatschappij “Tubantia” te Winterswijk opgericht met als doel grond aan te kopen in Argentinië, ontginning, exploitatie, verhuring en verkoop van die gronden, aan- en verkoop van vee, landbouwproducten en – werktuigen.
Er waren bijna 75 deelnemers , waaronder Abraham Willink , Jan Hendrik Willink, Johan Gerhard ten Houten , Jan Berend Roelvink en Albert Scholten uit Winterswijk.
Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 2.000.000,– gulden, verdeeld in 800 aandelen, ieder aandeel groot 2500,– gulden . Bij de aanvang van de vennootschap waren 170 hele en 6 halve aandelen geplaatst.
In de statuten d.d. 9 maart 1910 wordt zeer uitvoerig beschreven wat wel en niet mag en kan en wie de commissarissen zijn . Tot directeur werd Abraham Willink benoemd. In artikel 33 worden de onkosten beschreven: De door de oprichters in verband met de oprichting gemaakte kosten, waaronder begrepen die van overtocht van dhr. en Mevr. De Geus en de heer Willem Carel Pieter Willink en hunne reis- en verblijfkosten in Argentinië, worden ten laste van de vennootschap als oprichterskosten geboekt. Het eerste jaar is er een winst van f 31862,95 geboekt. Eind 1911 was er 8264 hectare in bezit, waarvan een groot deel was verhuurd aan kolonisten en een ander deel nog in cultuur moest worden gebracht. Eind 1912 is het grondbezit gegroeid tot 10.330 hectare.
In de krant van 13 maart 1912 wordt verteld dat P. Buisman en dhr. Gerritsen naar Argentinië zijn vertrokken om werkzaam gesteld te worden in het boerenbedrijf der ontginning van de vereeniging Tubantia. Het bedrijf La Welna komt steeds meer in bedrijf met 1400 hectare aan alfalfa, 830 fokkoeien en 400-stuks eenjarig of tweejarig vee. Op het andere bedrijf denkt men op ongeveer 1000 hectare 500 tot 600 stuks vee te plaatsen. Ondertussen zijn er bouwgronden bij Mendoza gekocht. Rond de Eerste Wereldoorlog wordt emigratie naar Argentinië ontmoedigd vanwege de economische crisis.
In 1925 staat in het Handelsregister dat de NV Landbouw Mij Tubantia te Winterswijk is opgeheven met ingang van 16 januari 1925. In 1927 vertrekt H.K. Jansma. Hierna volgen berichten uit de Nieuwe Winterswijkse Courant zoals Jansma deze schreef.
In 1937 zijn de berichten niet positief over Argentinië. Een kans van slagen had je als harde wilde werken en zuinig leefde.

Bron: Nieuwe Winterswijkse Courant 15 juli 1927.

In 1936 schrijft Jansma over zijn ervaringen in Argentinië

Brief die Jansma vanuit Argentinië naar de Nieuwe Winterswijkse Courant inzond. Geplaatst 20 november 1936 – collectie Bep Godthelp.